Dolce Italia

Lange zwarte rokken tot ver over de knie. Stijf gestreken witte blouses met lange mouwen. Een blauw-wit sjaaltje met semi-abstract en vooral ondefinieerbaar motief om de hals. Straaltjes zweet over onze voorhoofden. En een fronsende Italiaan met zwartgrijze lokken tegenover ons. “Dus jullie komen van de hotelschool in Nederland.” Heel opgewekt klinkt hij niet. “En jij spreekt Italiaans?” Hij wijst sombertjes naar mij. Voor ik iets kan terugzeggen, duwt hij een notitieboekje in mijn handen. “Ga jij dan maar de bestellingen opnemen.”

“Maar spreek Italiaans!”, sommeert menige klant mij. “Waar blijft het eten!”, klinkt het ergens anders vandaan. Als we eindelijk om een uur of een ’s nachts het restaurant kunnen vegen, mogen we van geluk spreken. In het ergste geval blijven de twintig leden van het animatieteam nog even zitten tijdens de uren die we niet eens meer betaald krijgen. Valerio, de restaurantmanager, doet er vaak nog een schepje bovenop. Hij komt dan toekijken hoe ik veeg en zegt: “jij kunt niet vegen”. Dubbel vernederend als je nagaat dat scopare in het Italiaans nog een andere betekenis heeft.

Afgepeigerd stort ik neer op het stapelbed dat ik met Olita deel. Olita is van de preutse soort: onderbroek en beha gaan nooit en te nimmer voor mijn ogen uit. Altijd een keurig pyjamaatje er overheen. Een paar kamers verderop slaapt Sandra, Olita’s tegenpool. Ga je mee stappen? Vraag ze mij iedere avond? Dat genereuze aanbod sla ik meestal af, want met Sandra uitgaan, betekent om drie uur thuiskomen. Op zijn vroegst. Om zes uur ’s ochtends staat Sandra gewoon weer achter de ontbijtbar. Hoe Sandra dat doet, behalve dat ze zich iedere dag achter een dikkere laag plamuur verstopt, is mij onduidelijk.

Raffaele praat niet meer met mij. Hij is boos omdat ik het heb uitgemaakt. Raffa bleek toch niet zo mijn type. Overdag in het restaurant draait hij non-stop The Final Countdown van Europe op maximale volumesterkte. Je wou dat het nu dan toch eindelijk final was. Maar nee. Ook Raffaele’s moeder is boos op mij. Ik mag haar ‘zoontje’ niet meer zo pesten. Sandro leidt de aandacht af en neemt mij in het ootje. Ik schijn nogal te slissen als ik si zeg. En Atillio leert ons hoe je met zes borden tegelijk moet lopen. Raffa kan dat ook en is weer blij want nu kan hij een demonstratie geven. Op de hotelschool is met zoveel borden lopen niet netjes, maar in Italië geeft dat blijk van je kundigheid. Wil je echt fooi vangen? Bied dan stuzzicadente (tandenstokers) aan na het eten. Dat woord zal ik nooit meer vergeten.

Drie maanden later ben ik een doorgewinterde horecarot en keer ik Italiaanssprekend, zo’n vijfduizend gulden rijker en vele kilo’s lichter terug naar Nederland. Maar het kriebelt. Dolce Italia heeft mijn hart gestolen. Dus ga ik Italiaans studeren. Al duurt dat een blauwe maandag – studeren bleek ondanks het übergezellige Bungehuis in Amsterdam niet echt mijn ding op dat moment – ruim vijfentwintig jaar later krijg ik opeens een toepasselijke opdracht: ik mag de trilogie Italiaanse nachten redigeren.

Italiaanse nachten, Irene Cao
De titel doet al een en ander vermoeden. Zelf heb ik Vijftig tinten grijs nog niet gelezen, maar het schijnt tot hetzelfde genre te behoren. Nu vraag ik mij al redigerend geregeld af wat het verschil is tussen dit oeuvre en een Bouquet Reeks en wat nu wel en wat nu niet literair is. Toch verheug ik mij al op deel drie, dat ik binnenkort in handen krijg. Want los van een ruim aantal niets verhullende scenes in de slaapkamer of op andere locaties, is het een spannend verhaal vol passie dat je meeneemt naar mysterieuze oktoberochtenden in Venetië, de heuvels en het boerenland van Toscane, zinderende zomerdagen in Rome en de meest andere prachtige delen van dolce Italia.

Een aanrader dus voor een ieder die van het land, de gewoonten en een flinke dosis ‘romantiek’ houdt.

IMG_2476

Kleine wereld

Op Curaçao moet je voorzichtig zijn. Je kunt niet zomaar je vinger opsteken naar deze en gene zonder gevolgen. Vroeg of laat blijkt het familie of zit je opeens recht tegenover de persoon in een sollicitatiegesprek. Het eiland is klein, iedereen kent elkaar. Nee, beter hou je je Amsterdamse mores een beetje in toom en doe je mee met de rest:

Tur kos ta bon
Goedemorgen. Alles goed? Ja goed? En met je man? En met je kinderen? En met de hond? Ja bij ons ook alles goed, dank God (danki Dios). En wat een regen he? Ja de regen valt hard vandaag (awa ta kai duru). Man man (hombu) wat valt de regen hard. Doe je de groeten thuis? Ja en rustig aan he (bai poko poko), pas op je lichaam (kuida bo kurpa)! Dahaag. (Ayo)

De broer van
Maar niet Werner Wiels, de broer van. Niks geen prietpraat. “Juffrouw Zoeter”, buldert hij bij binnenkomst, “wat heb je tot nu toe geleerd”. Ik doe net alsof ik niet sidder en beef van deze grote, indrukwekkende en strenge man die ik nog nooit eerder heb ontmoet, hef mijn hoofd op en steek mijn verhaal af. Oef, gelukt. Ik zie hem verzachten. De toenmalige (2004) directeur van de Antiliaanse Medefinancierings Organisatie (AMFO) is tevreden. Wij krijgen een prettige werkrelatie.

Nos tur ta famia
En wat blijkt nu. Wij zijn familie volgens een verre neef die de hele stamboom uitzoekt. Eigenlijk komt dat niet als een verrassing als ik terugdenk aan dat eerste moment dat ik Werner Wiels ontmoette en hij als een soort van strenge oom aanvoelde. Maar ook een vreemd idee: ik zo wit en hij niet echt, en een Helmin die zo anti-Nederlander was. Maar zoals Werner Wiels in een interview met Notisia 360 op 5 mei 2013 zegt: “Je kunt zeggen dat hij het zelf heeft uitgelokt, maar dat is nog geen rechtvaardiging voor dat wat is gebeurd”. En zo is het.

Wielsoverleg bij de truk’í pan

CUR – Op het pleintje in Otrobanda staat een truk’i pan. Winchy’s Corner is de naam van de stacaravan die omgebouwd is tot late-night-snacktent. Net als in een Nederlandse shoarmazaak kun je bij een truk’i pan (eigenlijk trùk di pan: broodjes truck) tijdens of na het stappen een stevig broodje halen.

OK, het is geen Curaçaose trùk i pan, maar het had er wel een kunnen zijn

Pan ku steak
‘Brood-je’ is misschien niet helemaal het woord voor de enorme homp gevuld met vlees, kip, bakijou of zeeslak. Maar homp klinkt weer niet eerbiedig genoeg. Want voor een truk’i pan broodje heb ik Respect. Zeker na enkele biertjes. Dat combineert uitstekend. Ik ga niet vertellen hoe lekker die broodjes zijn, want dat doet Indra al op MeetCuracao.com met een recept voor haar favoriete Pan ku steak.

pan-ku-steak

Papito
Het is zondagavond iets na zessen en nog rustig bij Winchi. Na een dagje strand wil ik nog niet meteen naar huis en rij ik langs Papito in Otrobanda. Altijd gezellig met Papito. Zoals verwacht hoef ik niet langs zijn huis, want daar zie ik hem al zitten onder de boom bij Winchi, samen met twee andere mannen. “Niet teveel drinken Papito, roept menige voorbijganger”. Papito moet bij tijd en wijle naar het ziekenhuis als zijn lever het weer welletjes vindt wanneer hij weer eens ‘de geel’ heeft.

Hopeloos
Toch altijd weer bijzonder dat ik bij de truk’i pan van harte welkom ben. Ook al ben ik een vrouw, en meestal de enige. Ook al ben ik makamba, ook meestal de enige. Sterker nog, een paar uurtjes en biertjes later worden de gesprekken steeds beter. En we zijn het allemaal roerend eens: het is hopeloos gesteld met de politiek op het eiland.

Helmin Wiels RIP
Als wij gisteravond bij Winchi zouden hebben gezeten, dan is het wel duidelijk wat het gespreksonderwerp van de avond zou zijn geweest: Helmin Wiels, de leider van de partij Pueblo Soberano en de ‘Wilders van Curaçao’, die op zondag 5 mei 2013 aan het einde van de middag is doodgeschoten op het strand van Marie Pompoen. Vermoedelijk door de maffia, omdat hij de corruptie op het eiland probeerde uit te bannen.

Wielsplein?
We zouden het hebben over zijn beledigingen aan het adres van vrouwen en Nederlanders. Dat zouden wij in mijn bijzijn natuurlijk sociaalwenselijk afkeuren. Maar wij zouden hem ook roemen om zijn enorme charisma. We zouden speculeren over wie hem heeft vermoord. En we zouden ons afvragen of er nu misschien een Helmin Wielsplein komt. Of zou dat net zo omstreden worden als het plein dat dan weer Plaza Hariri (naar de in 2005 vermoorde ex-premier van Libanon), dan weer Palu Blanku heet?

Wij namen nog een biertje en een broodje.

Boeken: Wissel

Het zal je maar gebeuren. Je vader wil opeens vrouw worden. En hij wil het niet alleen, hij wordt het ook. Een ingrijpend proces voor de vader in kwestie, maar hoe is dat eigenlijk voor de kinderen? Het gebeurde Sabine van den Berg als zestienjarige. Haar vader verandert tegelijk met haar in een vrouw en eist daarbij alle aandacht op. Als hij jaren later toch weer man wil worden is Sabine er klaar mee en schrijft ze een boek:

Wissel klein

Trein
Wissel leest als een trein, letterlijk en figuurlijk. Want om te ontsnappen aan de allesoverheersende verandering van haar vader verzint Sabine een verhaal over een voortrazende trein. Iedere avond vertelt ze haar broertje over deze trein met inzittenden die vaak vreemde gedaanten aannemen. De trein staat symbool voor een voort denderende vader die bijna niet kan wachten tot hij eenmaal vrouw is.

Voelbaar
Wissel is ook een boek dat raakt. Het verdriet is voelbaar, alsof je je eigen vader verliest. Evenals de boosheid wanneer Sabine vragen van haar vader krijgt die je niet aan je kind zou moeten stellen. Komt dit nu door het verhaal of omdat Sabine zo goed schrijft of om beide redenen? Ik weet het niet, maar ik zou zeggen lees zelf deze psychologische roman en oordeel.

De Wandeling, zaterdag 20 april
Op zaterdag 20 april om 18.30 uur op Nederland 2 is Sabine van den Berg in de tv-uitzending De Wandeling van de KRO te zien. Samen met Sander de Kramer wandelt zij door de duinen en vertelt zij haar levensverhaal.
Lees alvast het intro van De Wandeling met Sabine van den Berg.

Happy hour moet blijven

CUR – Het is vrijdagmiddag 14.00 uur. Ik heb het journalistenbestaan tijdelijk aan de kant gezet en werk inmiddels bij een Antilliaanse overheidsdienst op Curaçao. Verdient 1000 gulden per maand meer. Zo principieel ben ik dan ook wel weer.

Net weer terug op kantoor van de lunch besluit ik vol goede moed dat ene lastige project weer op te pakken. De dag daarvoor heb ik dan eindelijk na een behoorlijk aantal vergeefse pogingen een ambtenaar gesproken die zich wél verantwoordelijk lijkt te voelen voor de zaak. Maar ik moet toch iemand anders hebben, meldt zij.

De kamergenoot
Die iemand anders werkt bij Economische Zaken en die bel ik even: “Nee, meneer is met lunch”. Goed. Maakt niet uit. Ik pak tussendoor wel wat anders op. Dan komt mijn kamergenoot lachend binnen. Hij heeft net een gezellig onderonsje gehad met een collega verderop. Mijn kamergenoot lacht altijd, ook al zit het even tegen. Hij is van origine Arubaan, heeft nauwe banden met de bovenwindse eilanden, woont sinds lange tijd op Curaçao, maar heeft daarvoor jaren in Brabant gewoond. Die mix geeft een apart soort humor.

Kippetjes
Behalve dat mijn kamergenoot veel lacht, bespreekt hij al zijn activiteiten graag hardop. Zo verneem ik, dat hij nu even zijn vrienden Moet bellen, want het is vrijdagmiddag: tijd voor De Happy Hour. Het wordt een geanimeerd telefoongesprek met vriend één. Ik luister graag mee, want de nabespreking van de happy hour van de week daarvoor is bijzonder sappig te noemen. Iets over Dominicaanse vrouwen. Of het nu opschepperij is of echt waar, het fijne zal ik er nooit van weten. In ieder geval leer ik, dat het Papiamentse woord voor ‘chickie’, galinja is. Mijn kamergenoot vertaalt dat ook wel eens met ‘kippetje’. Het zal de Brabantse inslag wel zijn.

Het gesprek met vriend twee verloopt niet heel anders. En natuurlijk onder luid gelach. Ik luister nu met een half oor, want ik begin mij weer voor te bereiden op mijn telefoontje met de ambtenaar van Economische Zaken. Die heeft namelijk flink wat uit te leggen aangaande het project. Maar nee: “Meneer is met lunch”. Maakt niet uit, ik pak wel iets anders tussendoor op.

Het Ministerie van Belangrijke Zaken
Een andere collega komt binnen, pakt de krant van het bureau van mijn kamergenoot en spreidt die uit over mijn papieren. Kamergenoot is inmiddels klaar met zijn happy hour telefoontjes. De collega met de krant begint een gezamenlijke bespreking over alle nieuws en advertenties die zij daarin tegen komt. Even later wordt ze onderbroken door een collega op de gang. Die is namelijk een luid roepend gesprek aangegaan met een andere collega 10 meter verderop. Ze brullen elkaars naam over en weer. Een keer of vier. De collega van de krant gaat nieuwsgierig kijken en meebrullen. Dan is het 15.30 uur, tijd voor een nieuwe poging. Eindelijk krijg ik de ambtenaar van Economische Zaken aan de lijn: “Mevrouw, het is vrijdagmiddag! Dat ga ik nu echt niet meer doen!” Ik besluit het maar op te geven voor deze week.

Wat is nu de moraal van dit verhaal? Ja, dat ben ik zelf ook even kwijt. Welnu, in Nederland willen ze de happy hour afschaffen om drankmisbruik onder jongeren tegen te gaan. Wat blijkt: op Curaçao is de happy hour van een dusdanig belang, dat er iedere dag wel ergens een is en dat menigeen er zijn werk voor laat liggen. Dan moet het wel écht belangrijk zijn. Op naar de happy hour!

Flamencoheat in herfstig Nederland

“Als je in Nederland een mediterraan gevoel wilt hebben dan ga je naar een tapasbar”, zei een vriendin op Curaçao ooit tegen mij. De manier waarop ze ‘tapasbar’ uitsprak kon niet laatdunkender. Maar ja ergens had ze wel gelijk, bedacht ik toen we samen over de azuurblauwe, Caribische wateren tuurden en nadachten over teruggaan naar Nederland.

Cadiz. La Nina kijkt vanuit de Spaanse haven uit over zee. Haar blik is fel en vol leven. De wind speelt met haar lange haar. Er staat altijd wind in Cadiz, vertelt ze. Een wind waar je vrolijk van wordt. Net als van de Alegría, de flamencodans die er vandaan komt. La Nina, alias voor Janine Keijzer, is onze juf. Wij volgen na drie jaar op Zoon passen weer flamenco bij haar. En ook al zijn mijn flamencoschoenen te klein geworden – die voeten worden steeds platter met de jaren – het is heerlijk om weer bij haar op les te zijn.

La Nina is een Nederlandse, maar je zou het niet altijd zeggen. Ze is blond, maakt typisch Nederlandse grappen en refereert regelmatig aan flamenco a- typische zaken – zo begon ze laatst op een alegríaritme I will survive van Gloria Gaynor te zingen – maar het Spaanse zigeunerbloed giert door haar aderen. Op La Nina’s site kun je lezen dat ze meer dan twintig jaar ervaring heeft en vind je een lange lijst met namen van Spaanse dansers. En die ervaring blijkt uit alles. Niet alleen uit hoe ze moeiteloos haar voeten beweegt, haar houding bepaalt en aanwijzingen geeft, maar ook om wat ze vertelt. Over de verschillende dansen. Over de muziek. Over het verhaal van Lole en Manuel.

Wil je herfstig Nederland even vergeten? Dan hoef je niet naar een tapasbar. Het echte mediterrane gevoel beleef je bij La Nina. Instromen kan vast nog wel, maar doe maar snel.

Onder de boom

Op Curaçao is het altijd warm. In de herfst kan het flink regenen, in de winter daalt de temperatuur tot zo’n 28 graden, in het voorjaar waait het wat meer, maar het is altijd warm. Behalve in de zomer. Dan is het niet warm, dan is het Heet. En vooruit, op kantoor. Daar vriest het.

Nederlanders vinden die warmte vaak heerlijk. Lekker bakken in de zon aan het zwembad of aan zee. De meeste Curaçaoënaars niet. Die vluchten, meestal onder de boom met een kratje bier. Wat heb je gedaan gisteren? Lekker onder de boom hombu. De hele dag onder de boom. Gewoon wat kletsen, lachen en soms een potje domino.

Onder- de-boomgevoel
Ik neem aan dat je het boek Dubbelspel van Frank Martinus Arion hebt gelezen. Behalve dat het al Lang geleden is uitgebracht (ik heb er een werkstuk op de lagere school aan gewijd) en een van de meest bekende boeken van Curaçaose bodem, was het in 2006 het uitverkoren boek van Nederland Leest. Dubbelspel geeft haarfijn dat onder-de-boomgevoel weer. Zeker met dit warme weer in Nederland een goed moment om het te lezen.

Lees verder

Koninginnedag. De nadagen

NL – Weer bijgekomen van Koninginnedag? Bij mij begint het te komen. Het is ook best een uitdaging. Van de ene kant heb je een zoon van twee. Dus nog voor tien uur ’s ochtends kom je aan in het Vondelpark. Lekker vroeg, lekker rustig, denk je. Je hoopt op een bekertje limonade – koffietijd ben ik al Lang voorbij – en een versgebakken taartje. Dat gaat nog even niet lukken. Zoon heeft namelijk in de gaten, dat hij zoveel auto’s mag uitzoeken als hij wil. “In de tas, in de tas, in de tas”, luidt het. En ik maar achter hem aanrennen.

Lees verder