De Weg naar Fuik

CUR – Zoals de Lutkemeerweg in Amsterdam een bijzondere, doodlopende weg is, zo heb je op Curaçao de Weg naar Fuik. Eigenlijk is het de weg voorbij Fuik, want je kunt nog wat verder. Maar dan. Dan houdt het opeens op. Doodlopende wegen deel 2.

Curaçao is een lang en smal eiland. Je zou het heel grof kunnen onderverdelen in drie gedeelten: de westkant, de oostkant en het middengedeelte. In het midden gebeurt het. Daar ligt de hoofdstad, Willemstad. Aan weerszijden van de stad zijn inmiddels vele districten vastgegroeid. Naarmate je meer richting het oosten of het westen gaat, wordt de bebouwing steeds dunner.

Caracasbaai
Een van de wegen die vanuit Willemstad naar het oosten leidt, is de Caracasbaaiweg. Rij je die helemaal uit, dan kom je uit bij Caracasbaai, een van de weinige baaien aan de oostkant waar je geen entreegeld hoeft te betalen. De baai kent dan ook zijn eigen soort publiek. Veel toeristen zie je er niet. Het is een plek waar je heerlijk kunt weg mijmeren, terwijl je naar de horizon tuurt en een glimp van bergcontouren van Venezuela hoopt op te vangen.

Maar vandaag ga ik niet naar Caracasbaai. Nee, ik ga de Weg naar Fuik helemaal affietsen. Daarvoor sla ik halverwege de Caracasbaaiweg af naar links de Weg naar Montaña in. Deze slingert wat omhoog en wat omlaag, langs woonwijken, snèks, winkelcentra,en diverse tire centers (een andere keer schrijf ik een stukje over lekke banden en snèks). En dan na de afslag naar Montaña, dan gaat de weg over in Weg naar Fuik.

Into the wild
De sfeer verandert al meteen. De weg zit opeens vol gaten. Gelukkig ben ik op mijn mountainbike. De huizen zijn bepaald geen nieuwbouw en staan steeds verder uit elkaar naarmate je meer naar het oosten gaat. Ik zie veel authentieke kunukuhuisjes, de oorspronkelijke slavenhutjes die van adobe (mengsel van kleigrond en stro) zijn gemaakt. Daarachter duikt de Tafelberg af en toe op. De erven zijn ongeplaveid en wild begroeid. Veel bewoners zitten op de trap voor hun huis en groeten vriendelijk.

Op de Weg naar Fuik voel ik mij altijd vrij. Het is er wild en tamelijk ongerept. Op een gegeven moment misschien iets té ongerept. Als je de afslag naar Barbara Beach voorbij bent, dan neemt het aantal huizen pas echt af. De mondi – wildgroei van cactussen, wabi (plant met hele gemene stekels) en andere lokale vegetatie – neemt toe, evenals het aantal autowrakken langs de weg en het grofvuil. Soms liggen er hele koelkasten. Geiten lopen los over de weg en honden rennen mij met schuimende bek, vervaarlijk blaffend tegemoet. Ik fiets soms wat harder.

Oostpunt
Dan moet ik opeens heel hard op mijn rem staan. Als ik dat niet had gedaan, dan had ik nu midden in die stekelige begroeiing gelegen. De weg is tot een abrupt einde gekomen. Voor mij ligt de wildernis…of toch niet? Een paar honderd meter verderop zie ik een weg. Een prachtige weg. Gloednieuw. Geen gaten. Ik zie in heinde en verre geen verbinding met deze weg. Voor mij ligt het land van Willy Maal: Oostpunt.

Doodlopende wegen
Soms moet je gewoon accepteren dat je niet verder kunt. Dat een weg doodloopt en dat je iets anders moet gaan doen. In mijn geval is dat die vacatures laten voor wat ze zijn en gaan netwerken. Diepe zucht. Niet helemaal mijn ding.

Doodlopende wegen

NL – Waar vind je ze nog in de grote stad: doodlopende wegen die naar Niemandsland leiden. Naar een verlaten plek, met slechts hier en daar een huis. Waar je stiekem ergens in het hoge gras met je liefde kunt rollebollen. Of waar honden los op het erf lopen en zo de weg op kunnen.

Lees verder