CUR – Het is stil op de ranch op een doordeweekse middag. De zon staat hoog aan de hemel en heeft een verzengende werking. Het is bloedheet. Er is niemand te bekennen, alleen een zwerfhond strompelt wat rond. Ik lig voor pampus op bed in mijn witte huisje na een ochtendje de was doen.
De was doen
De was doen houdt in, dat je een halfwerkende Amerikaanse wasmachine met putwater, waspoeder en je was vult. Dat is het soort wasmachine waar je van bovenaf de was in de draaitrommel doet. De centrifuge en het spoelgedeelte zijn kapot, dus ben ik voortdurend bezig met het uitwringen van de was, met nieuwe emmers putwater aandragen en met spoelen. Het gebruikte water gebruik ik om mijn rode Suzuki Swift uit 1993 schoon te maken. Echt schoon kun je het niet noemen. Suzi heeft een wat grijze waas gekregen. Ook de was wordt niet goed schoon. Het putwater was namelijk koud, want ook het verwarmingselement van de wasmachine is stuk. Maar ik ben blij dat er tenminste iets van een wasmachine is.
Watermolens
Veel mensen op Curaçao zijn zuinig met water. Kraanwater op Curaçao is namelijk van uitstekende kwaliteit maar heel duur. Op de ranch zijn er daarom veel putten. Her en der op het land zie je metershoge watermolens die door de wind behoren aan te slaan en dan grondwater oppompen. Mijn neef, de eigenaar van het landgoed Kunuku Largu, heeft wat pech met de watermolens. Ze worden sinds oudsher op het eiland gebruikt en functioneren in principe prima. Maar als ze het begeven is het moeilijk om iemand te vinden die weet hoe je ze moet repareren.
Hoera, een baan!
Ik lig dus op apegapen en val bijna in slaap. Dan schrik ik wakker van mijn telefoon. Het is de hoofdredacteur van het Antilliaans Dagblad. Hij vindt mijn stukje over Curaçao en de Wereldbank goed, wil het graag plaatsen en hij wil een afspraak met mij maken. Ik spring een gat in de lucht, want ik denk: ik heb een baan! Eenmaal op kantoor valt dat wat tegen: ik krijg 75 Antilliaanse gulden – een gulden per regel – en de toezegging om nog een stukje te schrijven. Dit keer mag ik zelf bedenken waarover.
Het EOP
Dankzij mijn neef kom ik terecht op een vergadering van een aantal grootgrondbezitters. De grondeigenaren zijn boos, heel boos. Dat merk je aan alles. Ik word argwanend bekeken. Mijn neef legt uit wie ik ben en daarmee is de aandacht bij mij weg. De voorzitter, een stevige en aanwezige man, opent de vergadering. Hij blijkt de veelbesproken Willy Maal te zijn: de man die geheel Oostpunt (een derde deel van het eiland) bezit. De boosheid gaat over het Eilandelijk OntwikkelingsPlan (het EOP) en alles onrechtvaardigheden die hier volgens de grondbezitters bij komen kijken.
Centerfold
Op een gegeven reist de vraag wie de notulen maakt. Niemand lijkt er zin in te hebben. Ik grijp mijn kans, sta op en bied het aan. Dat is het begin van een nieuw artikel. Het stuk verschijnt op de middenpagina van het Antilliaans Dagblad: Grondeigenaren ten strijde, luidt de kop. Maals reactie: “als ik had geweten dat ik de centerfold zou worden, dan had ik iets anders aangetrokken”.
Pingback: De Weg naar Fuik | Mijn tuin – Mi kunuku